-
1 ingang doen vinden
ingang doen vinden -
2 ingang doen vinden
v. accredit, embed, imbed -
3 iets ingang doen vinden
iets ingang doen vindenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets ingang doen vinden
-
4 ingang
1 [opening] entrance, entry ⇒ doorway, 〈 figuurlijk〉 connection, 〈 figuurlijk〉 contact 〈(contactpersoon) bij organisatie e.d.〉2 [met betrekking tot informatie] entry3 [toegang] entrance, entry4 [aanvang] commencement♦voorbeelden:1 een nauwe/wijde ingang • a narrow/wide entrancehet station heeft twee ingangen • the station has two entrancesingang vinden • find acceptancede nieuwe ideeën vonden gemakkelijk ingang bij het publiek • the new ideas found a ready reception with the public4 met ingang van heden/1 april • as of today/April 1stmet onmiddellijke ingang • to take effect at once -
5 ingang
♦voorbeelden:ingang vinden • être bien accueillimet onmiddellijke ingang • dès maintenantmet ingang van 1 april • à partir du 1er avril -
6 внедрить
ingang doen vinden, invoeren, introduceren -
7 внедрять
ingang doen vinden, invoeren, introduceren -
8 introduire
introduire [ẽtrodŵier]3 invoeren ⇒ doorvoeren, ingang doen vinden♦voorbeelden:introduire un montant dans ses comptes • een bedrag op zijn rekening boeken1 binnendringen ⇒ binnensluipen, zich toegang verschaffen3 ingevoerd worden ⇒ aanvaard worden, ingang vinden1. v1) binnenbrengen, binnenleiden2) invoeren3) erin stoppen, erin steken4) introduceren [bij iemand]2. s'introduirev1) binnendringen, binnensluipen -
9 Eingang
Eingang〈m.〉2 in-, toegang3 begin, aanvang4 〈 administratie〉het binnen-, inkomen, ontvangst5 〈 administratie〉ingekomen post, stukken♦voorbeelden:am Eingang des Dorfes • daar, waar het dorp begint -
10 imposer
imposer [ẽpoozee]♦voorbeelden:¶ en imposer à • imponeren, indruk maken opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 belasting opleggen ⇒ belasting heffen van, belasten2 opleggen ⇒ opdringen, voorschrijven♦voorbeelden:imposer le respect • ontzag inboezemen2 onvermijdelijk, noodzakelijk zijn ⇒ geboden zijn♦voorbeelden:v1) belasting opleggen, belasten2) opleggen, opdringen -
11 accréditer
accréditer [aakreedietee]〈 werkwoord〉1 geloofwaardig maken ⇒ ingang doen vinden, aannemelijk maken♦voorbeelden:v2) accrediteren, aanstellen -
12 inaugurer
inaugurer [ienooguuree]〈 werkwoord〉v1) inwijden, feestelijk openen2) lanceren, voor het eerst gebruiken -
13 introniser
-
14 imposer son nom par la réclame
imposer son nom par la réclameDictionnaire français-néerlandais > imposer son nom par la réclame
-
15 vestigen
1 [+ op][richten] fixer (sur)2 [stichten] fonder3 [neerzetten; ingang doen vinden] établir♦voorbeelden:zijn hoop op iemand vestigen • mettre son espoir en qn.de gevestigde opinie • l'opinion établiezich ergens vestigen • s'établir qp.de maatschappij is in A. gevestigd • la société a son siège à A.zich als arts vestigen • s'installer comme médecin→ link=orde orde -
16 inleiden
-
17 vestigen
1 [richten] direct, focus3 [gaan wonen] settle♦voorbeelden:ik heb mijn hoop op jou gevestigd • I'm putting (all) my hopes in you2 deze zaak is in 1860 gevestigd • this business was founded/established in 18603 zich ergens vestigen • establish oneself, settle somewhere, take up one's residence/abode somewherede maatschappij is in A. gevestigd • the company has its seat/ 〈 juridisch〉is domiciled in A.zich vestigen als aannemer • set up as/establish business as a contractor -
18 einer Sache Eingang verschaffen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einer Sache Eingang verschaffen
-
19 way
adv. hoe dan ook; op grote wijze--------n. weg; manier, wijze; kant; richting; afstandway1[ wee]4 richting5 opzicht♦voorbeelden:that's the way (it is/goes) • zo gaat het nu eenmaallose the/one's way • verdwalen, de weg kwijtraken〈 figuurlijk〉 pave the way (for something/someone) • de weg banen/effenen (voor iets/iemand)〈 figuurlijk〉 pay one's way • geen schulden maken, zonder verlies werkenpay one's way through college • zelf zijn universiteitsstudie (kunnen) betalenwork one's way through college • werkstudent zijnway home • thuisreisway in • ingangbetter weather is on the way • er is beter weer op komstwe're on our/the way • we komen eraan, we zijn onderwegout of the way • ver weg, afgelegenout of one's way • niet op de routeway of thinking • denkwijzeto her way of thinking • naar haar mening, volgens haarfall into evil/bad ways • slechte gewoontes krijgengo the right/wrong way about something • iets op de juiste/verkeerde wijze aanpakkendo something a certain way • iets op een bepaalde manier doen〈 figuurlijk〉 find a way • een manier vinden, er raad op wetenhave a way of doing something • er een handje van hebben iets te doenmend one's ways • zijn leven beterenset in one's ways • met vast(geroest)e gewoontesone way and another • alles bij elkaar (genomen)one way or another/the other • op de een of andere manierin its way • in zijn soortin this way • op deze manier, zoit's only his way • zo is hij nu eenmaalthere are no two ways about it • er is geen twijfel (over) mogelijkstep this way, please • hierheen, graagthe other way around/about • andersomin no way • helemaal nietno way better • in geen enkel opzicht beterin more ways than one • in meerdere opzichten6 a long way away/off • een heel eind weg, ver wegyour birthday is still a long way off • je bent nog lang niet jarigall the way • helemaal, tot het (bittere) eindego all the way • het echt doen, met iemand neukenways and means • geldmiddelenhave ways and means of getting something • de juiste wegen weten om iets (gedaan) te krijgenthat's the way of the world • zo gaat het nu eenmaal (in de wereld)cut both ways • goede en slechte gevolgen hebbenget one's (own) way, have (it) one's (own) way • zijn zin krijgen, doen wat men wilgo out of one's/the way to … • zijn (uiterste) best doen om …have a way with elderly people • met ouderen om weten te gaanyou can't have it both ways • óf het een óf het andersee one's way (clear) to doing something • zijn kans schoon zien om iets te doenwind one's way into someone's affections • bij iemand in de gunst proberen te komenby the way • terloops, trouwens, à proposthey had done nothing out of the way • zij hadden niets bijzonders/extreems/verkeerds gedaanany way • in ieder geval, hoe dan ookeither way • hoe dan ook〈Amerikaans-Engels; informeel〉 every which way • overal, in alle hoeken en gaten〈Amerikaans-Engels; informeel〉 no way! • geen sprake van!1 (voort)gang ⇒ snelheid, vaart♦voorbeelden:gather/lose way • vaart krijgen/minderen 〈 van schip〉negotiations are well under way • onderhandelingen zijn in volle ganggive way • toegeven, meegeven 〈 ook figuurlijk〉; wijken, voorrang geven; doorzakken, bezwijkengive way to • toegeven aan, wijken voormake way for • plaats/ruimte maken voorput someone in the way of something • iemand op weg helpen (met iets), iemand aan iets helpenstand in the way • in de weg staanget something out of the way • iets uit de weg ruimen, iets afhandelenput someone out of the way • iemand uit de weg ruimenmake one's (own) way (in life/the world) • in de wereld vooruitkomenhe's by way of being a musician • hij is om zo te zeggen een muzikantby way of Brighton • via Brightonby way of illustration/example • als illustratie/voorbeeld♦voorbeelden:————————way2〈 bijwoord〉1 ver ⇒ lang, een eind♦voorbeelden:1 way back • ver terug, (al) lang geleden〈 Amerikaans-Engels〉 someone from way back • iemand uit een afgelegen gebied/ver verleden -
20 catch on
- 1
- 2